Inmiddels waren de temperaturen in het Saarland zo opgelopen, dat het er maar op weinig plekken uit te houden was. Gelukkig was er op de camping een hele fijne plek; langs het beekje. De camping werd aan één kant begrensd door een beekje en aan de overkant van het water lag een bos.

Het beekje is amper 2 meter op het breedste punt en veertig centimeter op het diepste punt, maar het kabbelt en bruist vol koud stromend water. En -heel belangrijk- het ligt in de schaduw. Ik heb een stoel in het bos gezet, aan de rand van het water en bracht daar de heetste uren van de dag door. Fles water en een puzzelboekje erbij en je had geen kind aan mij. En nee, ik schilde niet de piepers!
Zeg het maar!